Gebaseerd op een artikel van het Noorse weblog Sykepleien  (= ziekenverpleging)
Fagellevurdert forskning : gepubliceerd 17.06.2015 bijgewerkt 03.09.2015
https://sykepleien.no/forskning/2015/05/norske-sykepleiere-i-forste-verdenskrig

Behalve Duitse, Nederlandse en Zwitserse verpleegsters werkten er ook een klein aantal Noorse verpleegsters aan het oostfront. In totaal hielpen 24 Noorse verpleegkundigen van de Noorse verpleegstersbond  in de oorlog, 19 gingen naar een militair hospitaal in Londen, 5 naar veldhospitalen in het oosten.
Vanuit het buitenland werd een verzoek gericht aan de Noorse vakorganisatie voor verpleegsters Norsk Sykepleierforbund (Noorse Verpleegstersbond NSF) om onder haar leden personen te zoeken die hulp wilden bieden in de oorlog. De vakbond bleef betrokken bij de ervaringen en inspanningen van hun leden tijdens hun missies.

De foto is voor het Noorse weblog beschikbaar gesteld door het Danish Nursing History Museum. In het midden Agnes Karll, oprichtster van de Duitse beroepsorganisatie voor verpleegkundigen, met acht Deense (rechts) en vijf Noorse (links) verpleegkundigen die samenwerkten aan het Oostfront. (Foto: Danish Nursing History Museum)

Aan het oostfront

In december 1914 werd een lange brief gepubliceerd “Aan de voorzitter van de Noorse Nursing Association, Kristiania”. De brief was van Agnes Karll (1868-1927), oprichter in 1903 van de “Berufsorganisation der Krankenpflegerinnen Deutschlands” (B.O.K.D – de Duitse vakbond voor verpleegkundigen). Karll schreef: “We vragen vergelijkbare organisaties voor verpleging officieel om verpleegkundigen aan te moedigen zich in te schrijven voor verpleging in Oostenrijk. De Oostenrijkse regering zal er voor zorgen dat zusters daar vrij worden vervoerd. Vereist wordt een ziekenhuisdienst van drie jaar en beheersing van de Duitse taal”

Vijf verpleegkundigen zijn op 13 februari 1915 naar Wenen gereisd, hebben zich op de juiste manier ingekleed in het uniform van NSF en werden goedgekeurd voor de taak door het hoofd van de NSF. In Berlijn hadden ze een tweedaags verblijf in afwachting van Deense collega’s voor dezelfde opdracht. Agnes Karll zorgde tijdens deze dagen voor hen. Vanuit Wenen werden de Noorse verpleegkundigen verdeeld tussen veldhospitalen in Bielitz (nabij Krakau) en in Sternberg (Noordoost-Duitsland).


Een brief uit Bielitz vertelt over het praktische leven van alledag. De nieuwe patiënten kwamen in grote aantallen zodra vervoer vanaf het front beschikbaar was. Deze situatie gaf meerdere uitdagingen. Ten eerste moest het ziekenhuis worden geleegd door patiënten naar Wenen door te sturen, zodat het beschikbaar kwam voor de nieuwe patiënten. En de beproevingen gingen door toen ze daadwerkelijk arriveerden: “We waren de hele nacht aan het wassen en aan het verbinden. Het was een onbeschrijfelijke stank in de kamers”. In Bielitz waren ook zieke Russische krijgsgevangenen. Het lijkt erop dat de briefschrijver een speciale affectie voelde voor deze patiënten en hun situatie: “Je hoort ze zelden klagen over de transporten, die behoorlijk slecht zijn. Russen zijn “dankbaar en niet veeleisend”. De relatie tussen de Noorse verpleegkundigen en de gewone soldaten die tot het Duits-Oostenrijkse leger behoorden was ook goed.
Over de sociale werkomstandigheden in Sternberg en Bielitz schrijven de verpleegkundigen weinig. Maar wel dat Agnes Karll en Agnes Meyer (algemeen hoofd verpleging voor alle militaire ziekenhuizen in Oostenrijk) de arbeidsomstandigheden in veldhospitalen regelmatig inspecteerden : “Ze zijn erg vriendelijk en doen wat ze kunnen voor ons Scandinaviërs”.

Agnes Karll, oprichter van de “Berufsorganisation der Krankenpflegerinnen Deutschlands” (B.O.K.D.)

Deze twee krachtige dames, Karll en Meyer, toonden weinig enthousiasme voor een aantal van de verpleegkundigen, die na de overeengekomen verblijfsduur in Bielitz, verder naar voren wilden om meer ervaring op te doen. Twee Noorse en een Deense verpleegster ondertekenden een overeenkomst met een superieur in een ziekenhuis in Lemberg (ten westen van Oekraïne). In een brief uit Lemberg beschrijft een van hen hoe slecht de omstandigheden waren op deze plek, die niet onder de controle van B.O.K.D. was. Verpleegkundigen kregen niet de huisvesting die ze was beloofd of werkten niet overeenkomstig hun competentie. Hier woog een adelijke titel zwaarder dan alleen opleiding, om in de “operatiezaal” te mogen werken. Opgeleide Deense en Noorse verpleegkundigen werden hier gebruikt als assistenten in de verpleeghuizen en moesten tekenen dat ze de verbanden van de soldaten niet zouden aanraken. “Ons verblijf in Lemberg was kort en stormachtig; We gaven de hoge heren onze mening over de hele bedoening.” Na contact met Agnes Meyer werden ze onmiddellijk welkom geheten in een ziekenhuis in Wenen.

Tijdens de oorlog waren er meerdere oproepen van Agnes Karll en Agnes Meyer aan NSF om Noorse verpleegsters naar het oostfront te krijgen, maar niemand reageerde. De vijf die wel gegaan waren verbleven er van drie maanden tot vier jaar. Het langste verblijf had Sigrid Moe. Ze stierf in december 1918 in Duitsland. “Bijna vier jaar lang hield ze zich bezig met het inspannende werk en de veranderende omstandigheden die het veldleven met zich meebrengt”, staat in het dankwoord te lezen.

Voor de Noorse verpleegstersvakbond was de missie waardevol. Het leerde hoe professionele hulp geboden kon worden in een oorlogssituatie. De brieven en ervaringen van de verpleegkundigen die de opdracht uitvoerden werden gepubliceerd en geprezen in het vaktijdschrift van de organisatie.
De Noorse Sykepleierskeforbund (NSF) wilde hulp bieden aan degenen die er om vroegen en wilde dit bovendien zo neutraal mogelijk doen. Dat was de reden waarom beide partijen van het conflict hulp hebben gekregen. De bronnen verklaren niet waarom er maar vijf verpleegsters waren die naar het oostfront gingen, terwijl 19 naar Londen reisden. Het kan iemand afgeschrikt hebben om te tekenen voor het oostfront omdat ze dan dichter bij de oorlog kwamen dan in Londen. Een andere reden kan de vereiste zijn geweest voor goede taalvaardigheden, mogelijk hebben minder Noorse verpleegsters Duits gesproken dan Engels.

Degenen die met de missie reisden zouden een ervaring opdoen die ook nuttig was voor de volgende generatie. Zowel de verpleegsters aan het oostfront als in Londen benadrukten dat ze nieuwe procedures voor wondverzorging leerden en dat ze hierin veel oefening kregen. Recent onderzoek benadrukt juist dat wondbehandeling tijdens deze oorlog grote verbeteringen heeft ondergaan, niet in de laatste plaats omdat de taak werd gedelegeerd aan ervaren verpleegkundigen. Andere voorbeelden van de door NSF-verpleegsters opgedane ervaringen werden beschreven in artikelen in hun vakblad, bijvoorbeeld over de behandeling van bevroren ledematen en de voorzorgsmaatregelen tegen “oorlogstyphus”.
De inspanningen van de Noorse verpleegsters lijken niet groot in vergelijking met alle zieke en gewonde soldaten uit de Eerste Wereldoorlog. In vergelijking met het aantal leden in de NSF, dat in 1915 437 bedroeg, was de bijdrage niet klein.